‘We weten toch waar het hier om draait?’

Veel Moria-teamleden willen niet te lang praten over wat Moria is. Ze willen aan de slag. Maar ze erkennen dat echt zien en aanwezig zijn – bij de jongens, elkaar én zichzelf – er snel bij inschiet.

Kort na het gesprek met directeur André Stuart spreek ik het team. Ik heb uit het eerste interview vooral drie punten onthouden, die in dit blog aan de orde moeten komen:

  1. Hoe kun je goed omgaan met de eisen die het zorgsysteem aan je stelt?
  2. Hoe zorg je voor aandacht en aanwezigheid?
  3. Hoe deal je met het feit dat er steeds ook mislukkingen zijn, hoe goed je ook voor de eerste twee zorgt?

Ik ben benieuwd hoe de teamleden van Moria hierover denken.


Het eerste wat opvalt in het groepsgesprek is dat het voor de meeste teamleden eigenlijk niet zo hoeft, een gesprek over wat Moria is. ‘We weten toch waar het hier om draait?’, zegt een van de oudgedienden. ‘We zijn er om naast de jongens te staan, ze te helpen op weg naar een betere toekomst.’

De kracht van Moria is daarin de huiselijke sfeer, waarin jongens zich wat kunnen ontspannen en thuis voelen. En de gedeelde kracht van hun persoonlijk begeleiders is de wil om de jongens niet gelijk te stellen met hun problemen. ‘Soms vragen mensen: “Werk jij met criminelen?”’, zegt een jonge begeleider. ‘Ik kan daar boos om worden. Ze zijn veel meer dan dat.’

‘Vaak zijn we te veel aan het doen, en te weinig aan het zijn’

Maar na enig porren komen er ook andere geluiden los. ‘Het gaat hier om doen én zijn’, zegt een van de coördinatoren. ‘Daarom noemen we ons persoonlijk begeleiders, in plaats van hulpverleners. Vaak zijn we te veel aan het doen, en te weinig aan het zijn.’ Enkele begeleiders erkennen dat. Je bent toch aan het werk, en dan wil je aanpakken, zaken geregeld krijgen, je dossiers op orde hebben. Er is genoeg te doen: vrijwel elke jongen kampt met schulden, verbroken relaties of familieverhoudingen, verslaving, een onafgemaakte school…

Het zijn biedt echter allerlei kansen om een jongen beter te leren kennen: samen koken, eten, voetballen, een boodschap doen, het huis schoonhouden, ’s avonds een filmpje kijken. ‘Jongens die hier weg zijn herinneren zich die momenten vaak het beste’, zegt een van de begeleiders. ‘Dat gaf ze het gevoel dat ze hier mochten zijn wie ze zijn.’

Langzaam ontstaat een gesprek over wat er in de praktijk – met de beste bedoelingen – vaak bij inschiet: een jongen echt zien, niet in wat er nog moet gebeuren, maar in wie hij is. ‘Daarvoor moet je gewoon tijd nemen’, zegt iemand. En: daarvoor moeten de teamleden ook elkaar echt zien. ‘Ik vind ons niet zo zorgzaam voor elkaar’, zegt een ander.

Ook gaat het over de teleurstellingen, de keren dat een jongen opeens een strafbaar feit begaat of toch weer zijn verslaving oppakt. Dat hoort erbij, erkennen ze. ‘Maar we hebben het er weinig over.’

‘We moeten beter leren balanceren’

Het beeld ontstaat van het team als een stel gedreven hulpverleners, die te weinig tijd nemen om gewoon met de jongens op te trekken, om elkaar te zien en om samen te reflecteren op wat er goed gaat of pijn doet in het werk. Ze zijn geneigd om hun bezieling als een individuele verantwoordelijkheid te zien.

Afgesproken wordt om met een paar mensen door te praten over kleine concrete vormen om aandacht te hebben voor bezieling, voor het echt zien. Bijvoorbeeld door, zoals de fraters Maristen doen, vergaderingen te beginnen met een paar minuten stilte, wat een gevoel van verbondenheid brengt. Of door voorafgaand aan de bespreking van een bewoner hardop de vraag te stellen: wie zie je voor je? Waar gaat het verlangen van deze jongen naar uit?

Dit werk is voortdurend balanceren tussen doen en zijn, vertrouwen geven en grenzen stellen, geduld hebben en confronteren. ‘Dat gaat de hele tijd door’, zegt een van de begeleiders. ‘Het is niet op te lossen.’

Een persoonlijk begeleider bij Moria is per definitie een evenwichtskunstenaar.


1 september 2014